Skip to main content

Het vierlagenmodel

Binnen het Strafrecht bestaat het zogenoemde vierlagenmodel. Deze lagen in het model laten zien wanneer u strafbaar bent. Er staan namelijk de bestanddelen en elementen van een strafbaar feit in opgenomen. Wanneer u aan de voorwaarden van het vierlagenmodel voldoet, bent u strafbaar. In dit artikel zullen deze voorwaarden behandeld worden.

Wanneer ben je strafbaar?

U bent strafbaar indien u handelingen verricht die door de wetgever strafbaar zijn gesteld. Een belangrijk uitgangspunt uit het strafrecht hierbij is het legaliteitsbeginsel. In artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht staat het volgende:

“Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling.”

 Dit betekent dat de wet duidelijk en helder moet weergeven welk handelen strafbaar is. Een strafbepaling kan daarnaast nooit terugwerkende kracht hebben. Om strafbaar te zijn moet worden voldaan aan een aantal voorwaarden. Deze voorwaarden van een strafbaar feit worden weergegeven volgens het vierlagenmodel. Hieronder zullen deze voorwaarden behandeld worden.

Menselijke gedraging (of nalaten)

De eerste voorwaarde is dat er sprake moet zijn van een menselijke gedraging. In sommige situaties kan dit een menselijk nalaten zijn. Dit sluit onder andere het strafbaar handelen van dieren uit. Wanneer een persoon bijvoorbeeld door het handelen van een dier is mishandeld, kan er niet gesproken worden van een menselijke gedraging (of nalaten). Een dier is namelijk niet menselijk en hierdoor ook niet strafbaar.

Delictsomschrijving

De tweede voorwaarde is dat het handelen valt vinnen de grenzen van een wettelijke delictsomschrijving. De gedraging moet dus als strafbaar feit zijn opgenomen in de wet. Hiermee wordt voldaan aan het legaliteitsbeginsel. Als de menselijke gedraging niet beantwoordt aan de tekst van een delictsomschrijving, is diegene niet strafbaar. Een voorbeeld hiervan is artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht, waarin doodslag ten grondslag is gelegd:

“Hij die opzettelijk een ander van het leven berooft, wordt, als schuldig aan doodslag, gestraft met een gevangenisstraf van ten hoogste 15 jaren of geldboete van de vijfde categorie.”

Het eerste gedeelte van het wetsartikel, de zin voor de komma, is de wettelijke delictsomschrijving. Dat zijn de voorwaarden van dit strafbare feit. Het tweede gedeelte, de zin na de komma, is de kwalificatie. In de wet staat dan zelf aangegeven hoe het delict kan worden gekwalificeerd, dus hoe het delict wordt genoemd. Niet elk wetsartikel bevat echter een kwalificatie van het delict. Wel is in elk wetsartikel de sanctienorm opgenomen, oftewel de maximale straf die staat op dit delict. De rechter kan ervoor kiezen om zowel een gevangenisstraf als een geldboete op te leggen, ondanks dat er in het wetsartikel het woord ‘of’ staat.

Wederrechtelijk

De derde voorwaarde is dat het moet gaan om een gedraging die wederrechtelijk is. Wederrechtelijk betekent in strijd met het recht. Het gaat hier om het gedrag en dat gedrag moet in strijd zijn met het recht. Het kan namelijk zo zijn dat de menselijke gedraging valt binnen een delictsomschrijving, maar dat u een hele goede reden had om hetgeen te doen wat u hebt gedaan. U had zogezegd een goed excuus voor het handelen. Het handelen is dan niet wederrechtelijk en u bent dan ook niet strafbaar. Denk aan zelfverdediging bij mishandeling. Het gaat om een menselijke gedraging, het voldoet aan een delictsomschrijving, namelijk mishandeling, en is niet wederrechtelijk. Het is namelijk niet in strijd met het recht, want u mocht zichzelf verdedigen.

Aan schuld te wijten

De laatste voorwaarde is dat er sprake is van schuld. We spreken hier van schuld in de zin van verwijtbaarheid. Is het handelen verwijtbaar, oftewel, kon er van diegene verwacht worden dat hij zich anders zou gedragen. Op het moment dat u ontoerekeningsvatbaar bent, kan niet worden verwacht dat u zich anders zou hebben gedragen. Het is u dan niet te verwijten en u bent dan ook niet strafbaar. Een uitzondering hierbij is dat wanneer er sprake is van een stoornis, de rechter wel tbs kan opleggen.

Bestanddelen en elementen

In de delictsomschrijving vindt u de bestanddelen. Dat zijn de onderdelen die terug te vinden zijn in het desbetreffende wetsartikel waarin de gedraging strafbaar is gesteld. De officier van justitie zal moeten bewijzen dat er aan deze bestanddelen wordt voldaan. Wederrechtelijkheid en schuld zijn elementen. Deze zijn niet terug te vinden in de delictsomschrijving. Deze onderdelen hoeven niet bewezen te worden. In het strafrecht wordt ervanuit gegaan dat hieraan voldaan is. Wanneer u als verdachte of advocaat het niet eens bent met de wederrechtelijkheid of schuld, dan dient u dit aan te voeren en te bewijzen.

Het kan zijn dat de wederrechtelijkheid is opgenomen in de delictsomschrijving. In dat geval is wederrechtelijkheid een bestanddeel. Ook kan het woord schuld of te wijten aan zijn opgenomen in de delictsomschrijving. In deze gevallen wordt het vierlagenmodel een drielagenmodel. Schuld wordt namelijk een bestanddeel, het krijgt dan de betekenis ‘culpa’. Als dat het geval is verschuift niet alleen de schuld naar de delictsomschrijving, maar ook de wederrechtelijkheid. In dit geval wordt het vierlagenmodel een tweelagenmodel.

Bij verdere vragen omtrent het vierlagenmodel, kunt u vrijblijvend contact met ons opnemen.

Forsyte Advocaten, specialist voor het MKB, is actief in de BeNeLux.