Skip to main content

Rechtvaardigingsgronden: wat zijn dat?

De rechtvaardigingsgronden zijn onderdeel van de strafuitsluitingsgronden. De strafuitsluitingsgronden bestaan uit rechtvaardigingsgronden en de schulduitsluitingsgronden. Maar wat zijn deze gronden en wanneer worden deze gebruikt? In dit artikel zal worden ingegaan op de rechtvaardigingsgronden. In een ander artikel vindt u de schulduitsluitingsgronden.

Definitie

Bepaalde gedragingen kunnen een strafbaar feit veroorzaken. Wanneer er zich bepaalde omstandigheden voordoen kan de gedraging niet als strafbaar feit worden gezien. Deze gedraging verliest dan haar wederrechtelijk karakter. Omdat het niet meer als een strafbaar feit wordt gezien, is de gedraging niet langer in strijd met de wet. Er bestaan vijf rechtvaardigingsgronden. Vier van deze zijn terug te vinden in het Wetboek van Strafrecht en één is ontstaan in de rechtspraak. Deze gronden zullen hieronder worden toegelicht.

Overmacht als noodtoestand

De eerste rechtvaardigingsgrond is overmacht als noodtoestand. Dit is vastgelegd in artikel 40 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Hierin staat dat iemand niet strafbaar is als hij een feit heeft begaan waartoe hij door overmacht is gedrongen. Overmacht als noodtoestand is dat u enerzijds de plicht heeft om de wet na te leven en anderzijds heeft u de plicht om een hulpbehoevend persoon bijstand te verlenen. De proportionaliteit en subsidiariteit spelen hierbij ook een rol. Een bekend arrest waarbij er sprake was van overmacht als noodtoestand is het Opticien-arrest. Het ging hier om een Verordening op de Winkelsluiting in Amsterdam. Een opticien heeft zich hier echter niet aan gehouden. Er kwam namelijk een man langs die zijn bril was verloren. In verband met de spoedeisendheid besloot de opticien de man te helpen, ondanks de vordering die het niet toeliet zijn winkel te openen. De opticien werd hiervoor vervolgd. Desondanks kon hij met succes beroep doen op overmacht in noodtoestand. In het hiervoor genoemde geval woog het belang dat hij de hulpbehoevende man bijstond zwaarder dan het naleven van de wettelijke voorschriften uit de vordering.

Noodweer

De tweede rechtvaardigingsgrond is noodweer. Dit is vastgelegd in artikel 41 lid 1 Sr. Hierin staat dat degene die een feit begaat, geboden door noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding. Dit houdt in dat het begaan van een strafbaar feit, waarbij u iemand anders of uzelf moest verdedigen, niet strafbaar is. In een arrest uit 2014 ging het om vrijspraak van mishandeling wegens noodweer. In desbetreffende situatie heeft verdachte zichzelf verdedigd van eigen lijf. Voor zijn gedragingen is hij dan ook vrijgesproken, omdat het geen strafbaar feit bedraagt door verdediging van eigen lijf.

Bevoegd ambtelijk bevel

De derde rechtvaardigingsgrond is bevoegd ambtelijk bevel. Dit is vastgelegd in artikel 43 lid 1 Sr. Hierin staat dat degene die een feit begaat ter uitvoering van een ambtelijk bevel, gegeven door het daartoe bevoegd gezag, niet strafbaar is. Denk aan een persoon die op bevel van een agent door rood moet rijden. Er is hier geen sprake van een strafbaarheid, omdat hij bevoegd was om door rood te rijden door het ambtelijk bevel van de politie. De politie moet immers zo spoedig mogelijk ter plaatse komen.

Wettelijk voorschrift

De vierde rechtvaardigingsgrond is wettelijk voorschrift. Dit is vastgelegd in artikel 42 Sr. Hierin staat dat degene die een strafbaar feit begaat ter uitvoering van een wettelijk voorschrift niet strafbaar is. Deze grond lijkt op het bevoegd ambtelijk bevel. De straffeloosheid wordt verzekerd aan degene die rechtstreeks of middellijk handelt op gezag van de overheid. Denk aan een politieagent die een verdachte klem rijdt met de auto. De schade die hierbij ontstaat aan de auto is ontstaan doordat de agent zich heeft gehouden aan het wettelijk voorschrift, te weten het aanhouden van de verdachte. Deze grond rechtvaardigt de gedraging en is daardoor niet strafbaar.

Het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid

De vijfde en laatste rechtvaardigingsgrond is het ontbreken van materiële wederrechtelijkheid. Deze grond is niet vastgelegd in de wet, maar ontstaan in de rechtspraak. Het houdt in dat de degene die het strafbare feit heeft begaan niet strafbaar is, indien door het overtreden van het strafbare feit de doelstelling van dat feit juist beter nageleefd wordt. Ook als de daad in strijd is met de wet. Een bekend arrest waarbij er sprake was van het ontbreken van materiele wederrechtelijkheid is het Huizense Veearts arrest uit 1933. Een veearts brengt gezonde koeien in aanraking met geïnfecteerde koeien. Normaal gesproken is dit strafbaar. De veearts deed dit zodat de gezonde koeien antistoffen tegen de infectie zouden ontwikkelen. De Hoge Raad heeft echter bepaald dat de veearts niet schuldig was, ook al was zijn handelen in strijd met de wet.

Bij verdere vragen omtrent de rechtvaardigingsgronden, kunt u vrijblijvend contact met ons opnemen.

Forsyte Advocaten, specialist voor het MKB, is actief in de BeNeLux.