Skip to main content

Inleiding

Stel, u bent een ondernemer en bent in een conflict terechtgekomen met de leverancier van uw goederen. Zelf heeft u niet genoeg bewijsmiddelen om aan te tonen dat de goederen niet volgens de afgesproken voorwaarden zijn geleverd, maar u vermoedt dat de leverancier wel over deze documenten beschikt. U als ondernemer had tot 1 januari 2025 de mogelijkheid om een beroep te doen op artikel 843a BW, ook wel de exhibitieplicht genoemd, om deze bewijsmiddelen te verkrijgen van de leverancier. Sinds 1 januari 2025 is deze wetgeving veranderd. In deze blog zal uitgelegd worden hoe de situatie voor 1 januari 2025 was en wat de huidige situatie is.

Exhibitieplicht artikel 843a Rv tot en met 1 januari 2025

Het inzagerecht verwijst naar het recht van een partij om documenten in te zien die relevant zijn voor een rechtszaak of juridische procedure. Artikel 843a Rv vormde een uitzondering op de hoofdregel dat iemand die beschikt over bepaalde documenten, zoals een overeenkomst, e-mails of andere schriftelijke bewijzen (hierna: bescheiden), niet aan een ander ter inzage hoeft af te geven. Om inzage te kunnen vragen in de bescheiden zijn een aantal voorwaarden verbonden. Dit om te voorkomen dat onterecht veel informatie wordt opgevraagd die niet relevant is om de rechtspositie van degene die om informatie vraagt te kunnen bepalen.

Gronden van de vordering

De rechter moest de volgende onderdelen toetsen bij een verzoek op basis van artikel 843a Rv:

  1. Of het belang rechtmatig is;
  2. Welke bescheiden het betreft;
  3. Of er een rechtsbetrekking is waarin eiser partij is.

Voor het eerste vereiste geldt dat iemand rechtmatig belang heeft bij het opvragen van stukken als deze relevant zijn voor  zijn rechtspositie. Het gaat daarbij in de eerste plaats om een bewijs belang die dient overeen te komen met de op hem rustende bewijslast. Degene die de vordering instelt, dient voldoende concrete feiten en omstandigheden te stellen waaruit dit belang blijkt. Het komt erop neer of een partij een onredelijk voordeel geniet of juist onredelijk nadeel lijdt, doordat een bepaald (bewijs)stuk in de procedure niet als bewijsmiddel ter beschikking komt.

Het tweede vereiste is dat het moet gaan om bepaalde bescheiden. Dit betekent dat concreet moet kunnen worden vastgesteld welke bescheiden ter inzage moeten worden gegeven. U kunt bijvoorbeeld niet vragen om alle bankafschriften van de opdrachtnemer als die niet allemaal zien op de periode waaruit kan blijken dat er een betaling is verricht aan de wederpartij.

Het derde vereiste is dat sprake moet zijn van een rechtsbetrekking. Hiervan is sprake wanneer bijvoorbeeld een gerechtelijke procedure loopt of mogelijk zal gaan lopen en een procespartij inzage wil van stukken die hem/haar kunnen helpen in het leveren van bewijs.

Inzagerecht op grond van artikel 194 Rv per 1 januari 2025

De wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht  is per 1 januari 2025 in werking getreden. Het doel van deze wet is het versimpelen en verbeteren van de informatie- en bewijsvergaring voorafgaand aan en tijdens de civiele procedure. Deze wijzigingen moeten ervoor zorgen dat partijen sneller en eenvoudiger een beroep kunnen doen op het inzagerecht. Deze verandering is gunstig voor ondernemers, omdat het hen makkelijker toegang geeft tot gegevens die de wederpartij of derden onder zich hebben. In het nieuwe bewijsrecht kunnen partijen zonder tussenkomst van de rechter inzage vragen in gegevens  van de wederpartij of derden. Als een wederpartij of derde inzage in bepaalde gegevens die hij onder zich houdt niet vrijwillig verstrekt, kan degene die om informatie verzoekt naar de rechter stappen en met een beroep op artikel 194 Rv inzage en/of afgifte van de gegevens afdwingen. De wetgever ziet het inzagerecht als een goedkoop, eenvoudig, snel en betrouwbaar alternatief voor bijvoorbeeld een getuigenverhoor of een deskundigenbericht.

Met het intreden van de wet vereenvoudiging en modernisering bewijsrecht is artikel 843a Rv vervallen en kan een vordering tot inzage in stukken op grond van artikel 194 Rv worden ingesteld. Het nieuwe bewijsrecht geldt voor alle zaken die na 1 januari 2025 aanhangig gemaakt worden. De oude regels blijven gelden voor zaken die op 1 januari 2025 al aangespannen waren bij de rechtbank, het gerechtshof of de Hoge Raad, totdat de procedure bij die instantie is geëindigd. In een eventueel vervolg bij een hogere instantie na 1 januari 2025, zullen de nieuwe regels voor bewijsrecht gelden. Dit houdt bijvoorbeeld in dat de nieuwe regels in hoger beroep zullen gelden, als u na 1 januari 2025 in hoger beroep gaat tegen een vonnis in een procedure die bij de rechtbank was gestart vóór 1 januari 2025.

Op grond van artikel 194 Rv kan een ‘partij bij een rechtsbetrekking’ die daarbij ‘voldoende belang’ heeft, een vordering tot inzage instellen. Het vereiste ‘partij bij een rechtsbetrekking’ houdt in dat het moet gaan om personen die betrokken zijn bij een juridische relatie of overeenkomst, waarin zij rechten en verplichtingen hebben ten opzichte van elkaar. Het vereiste van ‘voldoende belang’ houdt in dat een partij moet kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk belang heeft bij de zaak en in dit geval inzage in de gegevens van de wederpartij.

Degene die inzage wil in de gegevens die de wederpartij onder zicht houdt, moet voldoen aan de volgende voorwaarden:

  1. Een partij moet voldoende belang hebben bij de aanvraag.  Er staat nu dus ‘voldoende belang’ in plaats van ‘rechtmatig belang’ in de wet’;
  2. het recht op inzage betrekking heeft op bepaalde gegevens, in plaats van ‘bescheiden’.

De informatie die moet worden verstrekt aan de partij die om informatie vraagt, kan alleen worden geweigerd wanneer deze persoon een verschoningsrecht heeft of wanneer gewichtige redenen aanwezig zijn de informatie niet te verstrekken. Een verschoningsrecht is het recht om, in bepaalde situaties, te weigeren om bepaalde informatie te verstrekken. Het doel van het verschoningsrecht is om vertrouwelijke communicatie tussen specifieke personen te beschermen. Van een gewichtige reden is bijvoorbeeld sprake wanneer de opgevraagde gegevens vertrouwelijk zijn.

Vanaf 1 januari 2025 is het eenvoudiger om inzage in bepaalde gegevens van de wederpartij  te krijgen. De gewijzigde terminologie wijst in ieder geval op een lichtere toets voor toewijzing van een inzageverzoek (niet langer ‘ja, mits’ maar ‘ja, tenzij’)

Conclusie

Artikel 843a Rv vormde een uitzondering op de hoofdregel dat iemand die beschikt over bepaalde stukken, zoals een overeenkomst, e-mails of andere schriftelijke bewijzen deze niet aan een ander ter inzage hoeft af te geven. Tot 1 januari 2025 kon inzage worden gevraagd in bescheiden van de wederpartij als sprake was van een rechtmatig belang bij het opvragen van de stukken. Daarnaast moest het om bepaalde bescheiden gaan en moest het een rechtsbetrekking zijn waarin de eiser partij is. Per 1 januari 2025 is het voor ondernemers gemakkelijker om inzage te krijgen in gegevens die de wederpartij of derden onder zich hebben, omdat zij zonder rechterlijke tussenkomst inzage kunnen vragen in de gegevens. Als de wederpartij of de derde weigert inzage te geven in de gegevens, dan is een vordering op grond van artikel 194 Rv bij de rechter nog altijd een stok achter de deur.

Heeft u als ondernemer een geschil en heeft u zelf niet de gewenste bescheiden onder u, terwijl de wederpartij of een derde deze wel heeft, dan kan Forsyte Advocaten u bijstaan om deze gegevens op te eisen. Bij Forsyte Advocaten hebben wij specialistische kennis op het gebied van het inzagerecht. Indien u geadviseerd wil worden met betrekking tot dit onderwerp, staan wij voor u klaar.